De officiële taal van het Vlaamse onderwijs is vastgelegd in de Onderwijstaalwet van 1963, die eigenlijk alleen Nederlands toelaat. In 2005 kleurde een Vlaamse pilootschool voor het eerst buiten deze wettelijke lijntjes door deeltijds in het Frans te doceren. Het zogenoemde Content and Language Integrated Learning, of CLIL, houdt in dat klassieke vakinhouden in een vreemde taal worden aangeboden. Nederlandstalige leerlingen krijgen dan bijvoorbeeld een les aardrijkskunde in het Engels of Frans.
Het noopte toenmalig minister Frank Vandenbroucke (SP.A) in 2007 tot een proefproject waarin nagegaan werd wat de effecten van CLIL zijn in negen scholen, van verschillende netten en onderwijstypes (niet alleen ASO), bij ongeveer 700 leerlingen, voor een brede waaier aan vakken (fysica, biologie, geschiedenis, voeding, hotel, esthetica).
De effecten bevestigden wat al in internationaal onderzoek vastgesteld werd: leerlingen beheersten de vreemde taal veel beter, deden dat met meer leerplezier, en de kennis van het vak dat in de vreemde taal gedoceerd werd, leed er niet onder. Er waren geen negatieve effecten op de beheersing van het Nederlands, eerder integendeel. Bovendien zijn de positieve effecten merkbaar bij álle leerlingen, niet alleen bij de bollebozen.
Dankzij die positieve resultaten wordt het nu mogelijk om CLIL voor het eerst wettelijk toe te passen in het Vlaamse secundair onderwijs. Dat was zo gepland in de Talennota van minister Pascal Smet (SP.A), en het verdient applaus. 25 Vlaamse scholen deden een aanvraag, 17 kregen een toelating. Ze mogen met gekwalificeerde leraren vakken aanbieden in het Engels, Frans of Duits, voor maximaal 20 procent van de tijd. Er moet wel een Nederlandstalige parallelversie gegarandeerd zijn, zodat het systeem voor leraars en leerlingen een vrije keuze blijft.
Revolutionair? Helemaal niet. CLIL-onderwijs bestaat over de hele wereld, net over de taalgrens begonnen ze er al in 1998 mee. Ondertussen wordt het toegepast in bijna 300 Waalse scholen. Een op de tien Franstalige kinderen in Waals-Brabant volgt de lagere school in zo’n systeem, vaak met het Nederlands als tweede taal. Men spreekt er ook van immersieonderwijs, omdat vaak een veel groter deel (bijvoorbeeld de helft) van het curriculum in een vreemde taal gedoceerd wordt. Eigen onderzoek van doctoraatsstudente Evy Woumans toonde aan dat zesjarige kinderen die deze vorm van immersieonderwijs volgden een snellere stijging van intelligentie vertoonden na één jaar dan even slimme kinderen van dezelfde afkomst in ééntalig onderwijs.
Het Vlaamse onderwijs lijkt dus eindelijk verlost van het strakke taalkeurslijf dat een restant is van de taalstrijd in het Belgische onderwijs. Dat was nodig, want de tijd is voorbij dat Vlamingen mochten pronken met hun talenkennis. Ondertussen denderden Europa en de wereld verder richting globalisering.
De maatregel is dus een zeer positieve evolutie, maar slechts het begin, en Vlaanderen moet een voorbeeld nemen aan Wallonië. CLIL moet uitgebreider kunnen, en vroeger. Het zal onze leerlingen toelaten om de Vlaamse kerktoren te laten voor wat die is, en om toegang te krijgen tot Europees hoger onderwijs en de internationale kenniseconomie.
(verschenen in De Standaard Avond, 21 mei 2014)