Opiniestukken worden vaak geschreven uit verontwaardiging. Maar soms is er in een kerstweek ook gewoon goed nieuws. Uit een grootschalige nieuwe studie blijkt dat een sterk sociaal systeem de negatieve impact van slechte levensomstandigheden op de ontwikkeling van het intellectueel potentieel van kinderen beperkt. Europa doet het hier veel beter dan de Verenigde Staten. Dit moet een stimulans zijn voor de overheid om volop te blijven investeren in toegankelijk en kwaliteitsvol onderwijs.
Het is een oude vraag: wordt intelligentie (en dus ook schoolresultaten) bepaald door aanleg, dan wel door de omgeving waarin men opgroeit? Deze ongenuanceerde tweedeling is achterhaald. Al sedert de jaren zeventig vermoedt men immers dat het antwoord op deze vraag afhangt van welke kinderen men onderzoekt. Bij de sociaal begoede klassen ziet men dat intelligentie in sterke mate (meer dan zestig procent) erfelijk is. Bij sociaal kwetsbare groepen stelde men echter een veel minder grote erfelijkheid vast (rond de twintig procent), en een veel sterkere invloed van omgevingsfactoren. Anders gezegd: omdat rijke kinderen opgroeien in een beschermd milieu zijn alle stimulansen aanwezig om het aanwezige intellectueel potentieel te ontplooien. Een kind wordt al eens meegenomen naar de bibliotheek, het huiswerk wordt al eens nagekeken. De resterende cognitieve verschillen tussen kinderen zijn dan grotendeels het gevolg van een verschillende aanleg. Niet zo bij arme kinderen: daar worden kinderen niet optimaal gestimuleerd, en verhinderen levensomstandigheden dat het aanwezige potentieel ontwikkeld wordt. Het resultaat is dat het bereikte resultaat veel meer bepaald wordt door die levensomstandigheden, en dat de erfelijke aanleg dus een veel minder grote impact heeft op het eindresultaat.
Deze week werd een belangrijke nieuw inzicht toegevoegd aan deze kennis. In het vakblad Psychological Science publiceerden psychologen Tucker-Drob en Bates een indrukwekkende nieuwe analyse van alle beschikbare data over deze materie. Samen goed voor vijventwintigduizend paren (eeneiige of twee-eiige tweelingen en andere genetische verwanten), of vijftigduizend individuen. Ze stelden vast dat bovenstaand mechanisme enkel geldt in de Verenigde Staten: een slechte omgeving heeft daar een grote(re) impact op intellectuele ontwikkeling van armen. In alle bestudeerde landen met een sterk sociaal systeem (Nederland, Zweden, Duitsland, Australië, en zelfs het Verenigd Koninkrijk) was dat echter niet het geval. Daar was de impact van levensomstandigheden op intellectuele ontwikkeling voor de sociaal kwetsbare groep kleiner. Intellectuele ontwikkeling wordt er voor rijken en armen in even grote mate bepaald door aanleg (en door omgeving). Dat is wel degelijk goed nieuws: het toont aan dat het sociaal systeem in deze landen, en in het bijzonder de betere toegang tot goed onderwijs, de nodige voorwaarden creëert om het aanwezige potentieel te ontplooien, voor iedereen. Dat betekent uiteraard niet dat ons sociaal systeem alle negatieve effecten van armoede voorkomt. Het toont wel dat tenminste voor intellectuele ontwikkeling, sociaal kwetsbare groepen niet in sterkere mate gedetermineerd worden door hun omgeving dan fortuinlijker groepen. Dit is belangrijk nieuws, omdat intellectuele ontwikkeling een zeer sterke impact heeft op de latere sociale en financiële weerbaarheid van individuen. Er wordt dan ook een sterk verband vastgesteld tussen de cognitieve ontwikkeling en de welvaart van een samenleving.
De inspanningen van Europese landen met een sterk sociaal systeem lonen dus. Ook de Vlaamse overheid spendeert vandaag bijna dertig procent van haar uitgaven aan onderwijs (bijna elf miljard EUR). Deze studie toont aan dat dat ook de moeite is: een sterk sociaal systeem, en wellicht in het bijzonder toegankelijk kwaliteitsvol onderwijs, beschermt ons brein tegen armoede. Ook in tijdens van crisis, en in het bijzonder wanneer nieuwe kwetsbare groepen zoals de oorlogsvluchtelingen onze samenleving vervoegen, is het daarom cruciaal deze investeringen in de toekomst vol te houden. Ze garanderen dat elk individu, ongeacht haar/zijn afkomst, optimale kansen, en dus ook de volle verantwoordelijkheid, krijgt om zichzelf te ontplooien.
De overheid mag dan ook niet blind zijn voor het recente signaal van de OESO, die stelde dat Vlaanderen in verhouding (te) weinig investeert in kleuter- en basisonderwijs, terwijl investeringen net daar het grootste effect hebben. Veel meer dan in het secundair onderwijs, waar meer geld gespendeerd wordt. Onderzoek van Nobelprijswinnaar Heckman wijst op een jaarlijks rendement van meer dan 7% voor 4-jarigen. Scholen, zijn de beste banken. Meer investeren in de ontwikkeling van jonge kinderen én kleuters, dàt is ons beste sociaal vangnet.
Tucker-Drobn E.M., & Bates, T.C. (2015). Large Cross-National Differences in Gene × Socioeconomic Status Interaction on Intelligence. Psychological Science.
http://pss.sagepub.com/content/early/2015/12/14/0956797615612727.full
http://www.citylab.com/work/2015/06/how-poverty-alters-the-young-brain/395390/
(verschenen in De Standaard, 26 december 2015)