Het Vlaamse hoger onderwijs maakt te weinig werk van gelijke kansen voor jongeren uit sociaal kwetsbare milieus, stelde socioloog Jelle Mampaey gisteren (DS 5 oktober) . Mampaey benadrukt de verantwoordelijkheid van het onderwijssysteem en stelt dat docenten hun manier van lesgeven moeten aanpassen. Hij pleit voor ‘andere onderwijsmethoden’ met ‘minder abstract taalgebruik’.
Het hoger onderwijs, en meer bepaald onze docenten in hogescholen en universiteiten, worden zo mee verantwoordelijk gesteld voor een maatschappelijk probleem. Eenvoudiger taalgebruik op de universiteit zal deze jongeren nochtans niet helpen.
Het is niet het diploma op zich dat sociale mobiliteit creëert, maar wel de cognitieve en persoonlijke ontwikkeling die aan dat diploma voorafgaat.
Eerst de stand van zaken: het Vlaams onderwijs deed het de voorbije decennia helemaal niet slecht qua onderwijsmobiliteit tussen generaties: heel veel Vlaamse kinderen halen een hoger diploma dan hun ouders. Binnen de Oeso heeft alleen Finland een betere diplomamobiliteit dan Vlaanderen. Mampaey haalt wel terecht aan dat te weinig jongeren met een migratieachtergrond doorstromen naar hoger onderwijs. Dat is een probleem omdat onderwijs potentieel de motor is voor sociale mobiliteit. Volgens Mampaey ligt het probleem, en dus ook de oplossing, bij onderwijsmethoden.
Hoe dat radicaal andere onderwijzen er dan uit moet zien, daarvoor verwijst de socioloog zonder nadere uitleg naar zijn collega’s pedagogen die zouden hebben aangetoond hoe het moet. Hoe dat er dan zou moeten uitzien, is echter hoogst onduidelijk. Als concrete maatregel stelt Mampaey voor om in het academisch onderwijs minder abstract taalgebruik en jargon te hanteren. Eenvoudiger universitair onderwijs dus.
Cognitieve ontwikkeling
Het paard wordt hier achter de wagen gespannen. Een diploma is niet belangrijk voor carrière en sociale mobiliteit omdat het papiertje verworven wordt, maar omwille van waar het voor staat: cognitieve en persoonlijke ontwikkeling, vaardigheden verwerven. Universitair onderwijs waarin meer studenten een diploma halen, maar waarin de uitdagingen verminderd worden, zijn geen garantie op meer welvaart of sociale ontplooiing. Het academisch onderwijs in Vlaanderen is van zeer goede kwaliteit en weinig docenten gebruiken bewust moeilijker taal dan nodig is om de boodschap over te brengen. Er zal hier en daar wel wat aan jargon kunnen geschaafd worden, maar de winst die kan worden geboekt op het vlak van onderwijsparticipatie door taalgebruik te optimaliseren, zonder aan inhoud of niveau te raken, is verwaarloosbaar. Als Vlaanderen een kenniseconomie wil zijn, moet men de verwachtingen ten aanzien van toekomstige universitairen geenszins verlagen.
Als het diploma als doel gesteld wordt, in plaats van het denken als middel, zijn de gevolgen mogelijk nefast. Onderzoek van Stanford onderwijseconoom Eric Hanushek in het wetenschappelijke toptijdschrift The journal of economic literature wijst uit dat het bij uitstek de cognitieve vaardigheden van een bevolking zijn die bepalend zijn voor individuele welvaart en economische groei, maar ook voor de bestrijding van inkomensongelijkheid. Maatregelen die enkel deelname aan (hoger) onderwijs, of het aantal uitgereikte diploma’s verhogen, hebben geen enkele positieve impact op economische ontwikkeling, als het onderwijs niet tot betere cognitieve vaardigheden leidt, zo schrijft Hanushek. Diploma’s en onderwijsparticipatie mogen dus nooit het doel op zich zijn, wél wat ze impliceren.
Excellentie voor de welvaart
Omgekeerd heeft onderwijsbeleid dat wél een positieve impact heeft op leerprestaties grote, wenselijke gevolgen. In de data van Hanushek heeft een cognitieve verbetering die overeenstemt met de kloof in leerprestaties tussen het Waalse en Vlaamse onderwijs een effect van ongeveer 5 procent extra bruto nationaal product, dertig jaar later. Zo’n verbetering is gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar investeren in onderwijs is dus wel degelijk heel belangrijk voor toekomstige welvaart.
Dit is geen pleidooi voor minder diploma’s en hoger onderwijs. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, groeit het aantal diploma’s in Vlaanderen veel minder sterk dan in de rest van de Oeso, dus er mag best wat bij. Zolang het niet ten koste gaat van het niveau van dat onderwijs.
Intellectuele ontwikkeling is niet de vijand, maar net de motor van sociale mobiliteit.
Ook getalenteerde en gemotiveerde migrantenjongeren moeten zich persoonlijk en cognitief kunnen ontwikkelen in ons hoger onderwijs, zonder te moeten vaststellen dat uitstekend onderwijs verdwenen is. En de taalproblemen van die jongeren moeten veel vroeger geremedieerd worden, niet aan de universiteit. Excellentie aan onze universiteiten is geen hinderpaal, maar een noodzaak voor maatschappelijke, en sociaal rechtvaardige, welvaart.
(verschenen in De Standaard, 5 oktober 2015, pdf)