Gisteren uitte rector Luc De Schepper ernstige bedenkingen bij het gebruik van toelatingsproeven voor het Vlaamse hoger onderwijs. Hij stelt dat ook gebuisde studenten uiteindelijk wel elders slagen, en dat er dus geen probleem van studierendement is. Hij is tevens bezorgd om sociale discriminatie. Hij noemde dergelijke proeven een gokspel, en onbetrouwbare peilingen van kennis, waarin belangrijke variabelen zoals motivatie niet worden getest. Gelukkig is de werkelijkheid anders. SIMON, het oriënteringsinstrument dat Universiteit Gent sedert 2011 ontwikkelt, toont dat niet alle oriënteringsproeven gokspelen hoeven te zijn.
Vorig jaar schreven 21233 nieuwe studenten zich in voor een Vlaamse academische opleiding. De Schepper erkent dat meer dan 8000 van deze studenten niet slaagt in de eerst gekozen opleiding, maar vindt dit niet problematisch omdat uiteindelijk twintig procent wel een ander diploma haalt (vaak in een professionele opleiding). De Schepper reduceert hiermee het eerste jaar universiteit tot een toelatingsproef. Een dure weliswaar. De 4000 studenten die nooit een diploma zullen halen kosten de belastingbetaler zo’n 40 miljoen EURO. Voor degenen die uiteindelijk iets anders studeren en daar wel slagen draagt het verloren eerste jaar nog eens hetzelfde prijskaartje. En dan zwijgen we nog over de persoonlijke kost. Dat kan beter.
Het Vlaamse onderwijs heeft geen toelatingsproef nodig, maar een oriënteringsinstrument. SIMON meet geen (parate) kennis, maar informeert studiekiezers in eerste instantie of ze over de algemene basisvaardigheden beschikken om hoger onderwijs te volgen. Het gaat hierbij om heel uitlopende vaardigheden (redeneren, wiskunde, woordenschat, tekstbegrip, etc.), die naargelang de specifieke opleiding meer of minder doorwegen voor de slaagkansen. Een goed oriënteringsinstrument omvat echter inderdaad niet enkel cognitieve vaardigheden. Daarom meet SIMON ook een aantal motivationele en persoonlijkheidsvariabelen, zorgvuldig geslecteerd uit het wetenschappelijke onderzoek over studiesucces. Deze variabelen blijken steevast minder doorslaggevend voor de slaagkansen, maar spelen wel een rol. SIMON heeft tevens en apart luik waarin studenten advies krijgen over het opleidingsaanbod dat aansluit bij hun interesses. Zo worden studenten niet enkel geïnformeerd over slaagkansen, maar ook over het grote Vlaamse onderwijsaanbod. Een oriënteringsinstrument is dan ook veel breder dan een toelatingsproef. In zeer veel landen wordt zo’n instrument gebruikt.
Uiteraard mag zo’n instrument geen gokspel zijn. Een instrument voor het (hele) Vlaamse hoger onderwijs moet gevalideerd zijn aan de hand van reële studieresultaten, en dat kost tijd. Zeker omdat men niet louter het eerste jaar hoger onderwijs wil voorspellen, maar wel wie uiteindelijk een diploma zal halen. De inzameling van deze data vereist een lange termijn perspectief, maar deze informatie is wel degelijk beschikbaar. Voor SIMON werd sedert 2011 bij duizenden startende studenten een oriënteringsproef afgenomen, zodat proefondervindelijk vastgesteld kon worden wat de SIMON scores zijn van studenten met een extreem slecht studieresultaat in het eerste jaar, maar ook van studenten die nooit een diploma halen. SIMON voorspelt dus niet wie zal slagen, of wie onderscheiding zal halen, wat inderdaad zeer moeilijk is, zoals De Schepper tercht stelt. SIMON voorspelt daarentegen wie bijna zeker niet zal slagen. Enkel wie echt niet voldoende gewapend is voor academisch onderwijs krijgt dus een sterk signaal, niet de twijfelgevallen. Wegens deze focus op basisvaardigheden is een oriënteringsinstrument dan ook best geen moeilijk examen, zoals in het verleden voor de opleidingen geneeskunde of burgerlijk ingenieur gebruikt werd. Het gaat bijvoorbeeld om vragen als “als een renner gemiddeld 1 kilometer loopt in 5 minuten, hoeveel heeft hij dan gelopen na 2 uur?”. Vandaag beantwoordt meer dan een vijfde van de universitaire instroom een dergelijke vraag niet correct. Echt.
Met deze insteek is gebleken dat het wél mogelijk is te voorspellen in Vlaanderen voor wie er een onredelijk lage kans is op studiesucces. SIMON identificeert nu een vierde van de toekomstige niet geslaagden. En uit historische cijfers bij duizenden studenten weten we dat 95% van deze studenten effectief niet slaagt. Dergelijke studenten worden nu geïnformeerd voor welke van de vaardigheden er bijsturing noodzakelijk is (en dit wordt voor elke opleiding apart berekend). Ze worden doorverwezen naar remediëringsmogelijkheden (bijvoorbeeld vakantiecursussen) waar mogelijk, of geheroriënteerd naar andere opleidingen, waar noodzakelijk.
Deze Vlaamse resultaten zijn in overeenstemming met de wetenschappelijk literatuur. Er was reeds bekend wat goede predictoren zijn van academisch studiesucces, en het volstaat deze kennis te te passen binnen de Vlaamse context. Hierbij is cruciaal dat men bescheiden is, en louter de meest kwetsbare studenten probeert te identificeren. Dan is accurate voorspelling mogelijk. Nauwkeurige voorspelling over specifieke examencijfers, of voorspellingen voor zeer beloftevolle studenten, zijn veel moeilijker maar onnodig. Het is net dat wat collega De Schepper betwiste als hij de beperkte waarde van correlatiecoëfficiënten tussen LUCI (KU Leuven) testscores en examenresultaten in vraag stelt.
De scores die SIMON oplevert worden overigens niet beïnvloed door sociale afkomst (studiebeurzen, opleiding van de ouders, thuistaal etc.). Het studieadvies reflecteert dus louter een meting van vaardigheden, en niet de sociale afkomst van de studiekiezer, bovendien onafhankelijk van studiekeuze in het secundair onderwijs. Voor sociaal kwetsbare studenten kan een positief advies dan ook een duwtje in de rug betekenen om het te proberen. Voor studenten die slechts een paar procenten slaagkans hebben is het niet sociaal of financieel verantwoord om hen deze informatie te weerhouden. Maar ook voor hen blijft er uiteraard vrije studiekeuze.
Vlaanderen biedt een unieke combinatie van zeer goedkoop en vrij toegankelijk hoger onderwijs. Om dat zo te kunnen houden leggen we ons best niet neer bij voorspelbare mislukkingen, met een enorme maatschappelijke én persoonlijke kost, zowel financieel als motivationeel. Méér, en betere informatie leidt tot betere keuzes, en onze toekomstige universitairen kunnen daar best mee om. Een (best verplichte) oriënteringsproef die een duidelijk, maar niet bindend advies verstrekt, kan daartoe bijdragen. De duizenden studenten die de voorbije maanden spontaan de Leuvense LUCI test of Gentse SIMON aflegden illustreren de vraag van studiekiezers
Prof. Dr. Wouter Duyck (professor cognitieve psychologie)
Lot Fonteyne (wetenschappelijk medewerker SIMON)
Stijn Schelfhout (wetenschappelijk medewerker SIMON)
Universiteit Gent