Gemiddeld slechts 7 leerlingen per leerkracht en toch is er een tekort: geven leraren te weinig les of zijn de klassen te klein?

Uit de cijfers in ons Onderwijsdossier blijkt dat er voor elke leerkracht gemiddeld 7,3 leerlingen op school zitten. Bijna nergens anders ligt die verhouding lager, als je vergelijkt met andere landen. “In het licht van het lerarentekort moeten we leerkrachten efficiënter inzetten”, reageert onderwijsexpert Dirk Van Damme.

Nooit eerder stonden er zoveel Vlaamse leerkrachten voor de klas als vandaag. In tien jaar tijd steeg het aantal voltijdse equivalenten – waarbij twee leerkrachten die halftijds werken als één worden geteld – van 169.999 naar 185.235 in 2022. Bij die cijfers zijn ook de directeurs en het omkaderend personeel geteld, maar ze tonen wel aan dat mensen nog altijd warm lopen voor een baan in het onderwijs.

De verklaring voor die stijging is veelzijdig: enerzijds wordt er geïnvesteerd, bijvoorbeeld in extra kinderbegeleiders. Anderzijds volgt het personeelsbestand ook de demografische evolutie. Het aantal leerkrachten hangt samen met het stijgende aantal kinderen en jongeren.

Leerlingen die vandaag vier uur in de studie zitten en directeurs die al weken hopeloos op zoek zijn naar een leerkracht mechanica hebben weinig aan die vaststelling. Er blijft een structureel tekort aan leerkrachten, zowel in het basis- als het secundair onderwijs. Op de site van de VDAB staan sinds juli vorig jaar gemiddeld meer dan 2.500 vacatures online. Een onderschatting, maar wel een goede graadmeter.

Nochtans zijn er op papier voldoende potentiële leerkrachten. De groep is zelfs vrij groot. In ons land heeft 3,9 procent van de inwoners tussen de 25 en 34 jaar een pedagogisch diploma. Geen enkel land binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) deed in 2017 beter.
Veel les, weinig leerkrachten

Het probleem zit volgens voormalig OESO-onderwijstopman Dirk Van Damme elders. Zo krijgen leerlingen in Vlaanderen in vergelijking met andere OESO-landen vrij veel les, terwijl hun leerkrachten relatief weinig uren voor de klas staan. Het resultaat is een lage ‘leerling-leerkrachtratio’. “Op macroniveau hebben we eigenlijk voldoende leerkrachten”, zegt Van Damme.

“Dat betekent niet dat het luieriken zijn”, zegt cognitief psycholoog Wouter Duyck (UGent). “Leerkrachten ­werken meer dan wie in de privésector een fulltime job heeft. ­Alleen zijn ze bezig met voorbereidingen en verliezen ze tijd met planlast.” Door hen taken uit ­handen te nemen en meer les te ­laten geven, kan het tekort (gedeeltelijk) opgelost worden, zegt Duyck. Zijn rekensommetje: als 170.000 voltijdse leerkrachten 15 procent meer lesuren geven – wat we verliezen ten opzichte van het Europese gemiddelde – win je meer dan 25.000 leerkrachten. “Dat is zes keer het lerarentekort.” (lees verder onder de foto)

Volgens cijfers van Statistiek Vlaanderen zijn er in het middelbaar gemiddeld 9 leerlingen per leerkracht. Uit de cijfers in ons onderwijsdossier blijkt dat cijfer met 7,3 leerlingen per leerkracht zelfs nog lager te liggen. Dat komt omdat Statistiek Vlaanderen de term ‘onderwijzend personeel’ iets ruimer opvat en omdat er ook meer delen van ons onderwijs (bv. het buitengewoon en deeltijds beroeps) zijn bijgeteld. In onze Onderwijzer tonen we enkel de gewone middelbare scholen en de ‘zuivere’ leerkrachten. Die ratio komt overigens niet overeen met de gemiddelde klasgrootte. Leraren staan immers minder uren voor de klas dan dat leerlingen les krijgen.

Opvallend is dat die ratio in de aso- en middenscholen het hoogst ligt, en in de andere niveaus een stuk lager. Dat komt omdat er in het beroepsonderwijs vaker in kleine groepen wordt lesgegeven. In het aso zie je al sneller klassen van 25 leerlingen.
Veel kleine klassen

“Mocht je een foto nemen van het Vlaams onderwijs, dan zou je veel kleine klassen vinden”, zegt Van Damme. “Zeker in de derde graad van het tso en bso zie heel veel kleine en gespecialiseerde richtingen. Maar ook in het aso zal je bijvoorbeeld voor Grieks niet veel leerlingen in de klas zien. Dat er niet gesnoeid is in die richtingen is één van de mislukkingen van de modernisering van het secundair onderwijs.”

Zowel Open VLD als Vooruit pleitte begin dit jaar voor meer efficiëntie, en ook Van Damme zit op die lijn. “De overheid zou de oprichting van studierichtingen moeilijker kunnen maken”, zegt hij. “Maar het begint eigenlijk bij de koepels. Die kunnen zelf al heel veel doen om hun aanbod te rationaliseren. Alleen wil geen enkele school zijn marktaandeel verloren zien gaan. De optelsom van die individuele belangen zorgt bij de koepels voor een status quo.”

“Het probleem”, zegt Lieven Boeve, topman van het katholiek onderwijs, “is dat scholen nu financieel worden geremd om zich efficiënter te organiseren. Voor hen is het net interessanter om extra schoolnummers aan te vragen dan om er af te schaffen. Zo krijg je versplintering en realiseer je te weinig schaalvoordelen.”

De bal ligt zo weer in het kamp van de Vlaamse overheid, maar die zal niet snel geneigd zijn om drastisch te sleutelen aan de architectuur van ons onderwijs.

Jens Vancaeneghem en Klaas Maenhout

Verschenen in Het Nieuwsblad, 17 maart 2023

https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20230316_96333095

Comments are closed.

Post Navigation