Philip Brinckman werd door minister Ben Weyts gevraagd de crisis in ons onderwijs aan te pakken. Desondanks begint het nieuwe schooljaar met een historisch aantal vacatures en grote zorgen over de kwaliteit. ‘Mensen weten niet meer waarom ze leerkracht zouden worden.’
‘ J ij zou een ideale leerkracht zijn.’ Elk schooljaar probeert directeur Philip Brinckman (60) een tiental beloftevolle leerlingen van het Sint-Jozefcollege in Turnhout te overtuigen. Soms valt zijn boodschap slecht. ‘Vorig jaar kwam iemand verontwaardigd mijn bureau binnen. Hij zei: ‘U had mijn vriend niet mogen overtuigen het onderwijs in te gaan. Die jongen kan zo veel meer.’’
Er zijn nog inspanningen nodig om de negatieve perceptie te keren, beseft Brinckman. Het directielid van een jezuïetencollege werd in 2020, na tegenvallende PISA-resultaten, gebeld door minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) met de vraag ons onderwijs weer top te maken. Brinckman stelde een onafhankelijke commissie samen waarvan onder anderen leerkrachten kleuter-, lager en secundair onderwijs en de experts Tim Surma, Wouter Duyck, Jan Vanhoof en Bieke De Fraine deel uitmaken. In oktober 2021 volgde hun rapport met 58 aanbevelingen om de kwaliteit op te krikken. Wat is daarmee gebeurd? De vraag dringt zich op nu het schooljaar begint met een historisch lerarentekort, en politici, directeurs of experts om de zoveel dagen met nieuwe oplossingen komen aandraven.
Zijn rapport heeft geen stof vergaard, zegt Brinckman. Het Kenniscentrum Onderwijs dat zijn commissie voorstelde, staat in de steigers. Het moet een onafhankelijk instituut worden dat, op basis van wetenschap, filtert welke
didactische methodes al dan niet werken. Er komen ook centrale Vlaamse toetsen om de vooruitgang te monitoren. Bindende instaptoetsen voor de lerarenopleiding worden onderzocht. ‘Gaat dat snel genoeg? Nee, voor mij niet. Maar je kan van een probleem dat al 20 jaar ettert niet verwachten dat het in een jaar is opgelost.’
Wat is nodig om het lerarentekort aan te pakken?
Philip Brinckman : ‘Met een SOS onderwijs kunnen we snel meer mensen voor de klas krijgen. Ik denk aan iedereen die voor het onderwijs werkt maar geen lesgeeft, bijvoorbeeld bij de inspectie of een pedago-gische begeleidingsdienst. Zulke mensen zouden we in deze crisistijd twee, drie jaar fulltime voor de klas kunnen zetten. Dat is niet alleen een manier om het tekort op te vangen, het geeft ook een duidelijk signaal aan wie in het veld staat. Je toont: voor de klas, daar gebeurt het. Je geeft wie nu aan de zijlijn staat te roepen de kans om te zien hoe ingewikkeld lesgeven is geworden.’
Waarom is voor de klas staan zo onaantrekkelijk geworden?
Brinckman : ‘Mensen weten niet meer waarom ze leerkracht zouden worden. Je moet niet alleen lesgeven, maar ook tal van maatschappelijke taken opnemen, en kansarmoede of opvoedproblemen mee oplossen. Al die rollen kan één persoon niet vervullen. We zijn naïef geweest te veronderstellen dat dat wel kon. Essentieel is dat we naar onze kerntaak gaan. Dat is kennis en vaardigheden aan jonge mensen overbrengen. Dat unieke aan onderwijs hebben we te veel verwaarloosd.’
Was het vroeger beter?
Brinckman : ‘Dat kan ik niet zeggen. De kinderen zijn niet zoals twintig jaar ge-leden en onze knowhow over leren is fors toegenomen. De grote vergissing, het failliet van ons onderwijs, komt voort uit verwarring. We zijn gaan denken dat ons brein veranderd is en dat we in de klas vooral informatie moeten aanbieden. Maar feitjes vind je overal. Een leerkracht moet kapstokken aanreiken om al die info te verwerken. Dat vraagt duidelijke instructies en veel oefening.’
Brinckman is niet alleen pedagogisch directeur van naar eigen zeggen een van de strengste internaten van Vlaanderen – hij blijft er tijdens de week ook zelf slapen – hij houdt ook vast aan een paar uur godsdienst per week. ‘De begeestering en de verwondering die je tijdens zo’n les moet overbrengen, zie ik soms ingeruild worden voor spelletjes. Dat is tijdsverlies. Ook de basisregels voor taal en rekenen krijgen te weinig aandacht, omdat sommigen dat niet leuk vinden.’ Hij vindt dat leerkrachten in het secundair de schooldag niet mogen beginnen met ellenlange voorstellingsronden. ‘Leerkrachten moeten vooral hun vak overbrengen. Die passie – of het nu om aardrijkskunde gaat of om hoe je met een hamer klopt – moet de reden zijn om in het onderwijs te stappen. Nu zeggen sollicitanten vaak dat ze ‘graag iets voor kinderen doen’. Maar dan kan je evengoed opvoeder worden of in het circus gaan werken – ook nobele beroepen.’
Hoe trek je dat recht?
Brinckman : ‘De
onderwijsverstrekkers hebben een belangrijke hefboom in handen. Ze moeten benadrukken dat les-geven niets vies is en de leerkracht als persoon weer centraal stellen. Door de jaren is de leraar op de achtergrond beland. Hij is een soort van coach of animator geworden. Ook begeleiders, inspecteurs en directeurs moeten een duidelijk signaal geven.’
Doet de minister voldoende om het tij te keren?
Brinckman : ‘Ik zie dat hij aan de slag is met een aantal zaken uit ons rapport. Dus ik ben hoopvol. Maar het mag en kan allemaal sneller gaan. Er is niet een verantwoordelijke. Velen spelen een spelletje zwartepieten. Dat moet stoppen. Geen van de 58 voorstellen in ons rapport is tot één mens of instantie te herleiden. Het gaat om de handen in elkaar slaan.’
‘De jongste maanden worden de commissieleden dikwijls uitgenodigd, ook op pedagogische studiedagen, waardoor ons rapport almaar meer mensen in het veld bereikt. Ik hoor bij koepels,
directies en leerkrachtenopleiders weinig fundamen-tele tegenargumenten.’
Wat kunnen de eindtermen oplossen?
Brinckman : ‘Ze moeten herzien worden. Maar de basis van het probleem ligt niet daar. Het zijn vooral de 16 sleutelcompetenties ( waaronder wiskunde en talen, maar ook historisch en cultureel bewustzijn, red. ) waarop de eindtermen gebaseerd worden, die tot problemen leiden. Het zijn er gewoon te veel. Het is als een ballon die bijna uit elkaar spat. Ik pleit niet voor een tabula rasa, maar ik moedig de politiek en onderwijsverstrekkers aan ze onder de loep te nemen. Hetzelfde geldt voor de zogenaamde modernisering van het onderwijs ( met onder andere een brede eerste graad in het secundair onderwijs, red. ). Ook daar zitten constructiefouten.’
Maar dat stelt ouders, die vrezen dat hun kind door het lerarentekort niet alle lessen krijgt, nu niet gerust.
Brinckman : ‘Ik snap hun bezorgdheid.
Maar het onderwijs is niet helemaal om zeep. We hebben fantastische leerkrachten. Zijn er problemen? Ja, maar die kunnen worden opgelost. Door alle onderwijsmensen weer voor de klas te brengen, extra tijd te investeren in lezen, schrijven en rekenen, en de organisatielast voor leerkrachten terug te schroeven. Zo kan het tekort hopelijk verminderd worden en sluiten we na verloop van tijd weer aan bij de internationale top.’
‘De bindende ingangsproef in de lerarenopleiding, die er volgend jaar hopelijk komt, kan ook een belangrijke stap zijn om het niveau en de waardering op te krikken. Waarschijnlijk zal de instroom tijdelijk verminderen, maar dat is nodig als we de beste krachten voor de klas willen.’
Moeten ouders hun verwachtingen bijstellen?
Brinckman : ‘Ouders mogen op tafel kloppen en degelijk onderwijs eisen. Maar ze moeten beseffen dat ze ook een deel van de oplossing zijn. Ze kunnen niet alle problemen doorschuiven naar de school.’
‘Waarom moeten wij kinderen zindelijkheid bijbrengen, leren stilzitten of alsjeblief zeggen? Ik snap dat ouders onder hoge druk staan en weinig tijd hebben, maar ze kunnen niet verwachten dat wij hun kinderen opvoeden of hun welbevinden op de voet volgen. Dat lukt niet. Dat is hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.’
Waarover bent u zelf het meeste bezorgd?
Brinckman : ‘De twintig jaar achteruitgang in het onderwijs ging vooral ten koste van de kwetsbare kinderen. Zij zijn op de school aangewezen om te leren lezen, schrijven en rekenen. We hebben nagelaten voor hen in voldoende leer- en oefentijd te voorzien. Daarvan word ik, als arbeiderszoon, emotioneel. Dat is mijn grote verwijt aan de politiek, de inspectie, de lerarenopleiders en de onderwijsverstrekkers, dat we ook en vooral die kinderen in de steek hebben gelaten. Jammer genoeg beseffen ze dat nog niet.’
INTERVIEWFemke Van Garderen EN Sarah Lamote ■
Verschenen in De Tijd, 1 september 2022, PDF