Terecht dat het rapport-Brinckman de leraar niet als enige verantwoordelijk stelt voor de dalende onderwijskwaliteit, meent Katelijne Van de Pas.
Bij de start van de commissie–Brinckman, maart 2020, schreef ik in deze krant een opiniestuk met enkele aanbevelingen vanuit onze lerarenopleiding (DS 11 maart 2020). Nu het rapport klaar is, kom ik daar graag op terug. De 58 adviezen van de Commissie Beter Onderwijs zijn welkom om de visie en aanpak van onze lerarenopleiding nog gerichter bij te sturen. Ik kan hier niet op elk voorstel ingaan. Het samenvattende overzicht op het einde van het rapport toont ook dat niet elk advies gericht is tot de leraar, de school en de lerarenopleiding, maar terecht ook bestemd is voor ouders, koepels, begeleidingsdiensten, inspectie, de overheid en de media. Dat maakt het rapport sterk.
Er is gekozen voor heldere focuspunten en tegelijk wordt de roep van de leraar gehoord om niet als enige verantwoordelijk te worden gesteld voor de dalende onderwijskwaliteit. De Ploegsteert-metafoor, waarmee Philip Brinckman in de inleiding van het rapport verwijst naar Britse en Duitse soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog nood hadden aan verbinding en samenspel, bewijst dat de commissie heel goed aanvoelt wat bij veel leraren leeft: er is ‘een voetbal nodig om alle partijen uit de loopgraven te lokken voor het samenspel dat onderwijs heet’. Die voetbal is het rapport geworden. Wij willen alvast meespelen en zijn helemaal mee met de duidelijke focus op kennis en kunde.
Wapenen voor de start
We geloven ook dat we in de lerarenopleiding grote sprongen kunnen maken door nog meer evidencebased te werken. Wijze lessen uit onderzoek en weten wat werkt, zijn zonder meer een hulp voor lerarenopleiders. Ze geven ons handvatten om, zoals hoogleraar onderwijspsychologie Paul Kirschner eerder meegaf, in ons curriculum de juiste ‘tools, technieken en ingrediënten’ te verwerken. Hiermee kunnen we onze studenten vormen en wapenen voor de start.
We zijn als lerarenopleiders ook blij met de focus op de hoofdopdracht van de leerkracht. Alleen vraag ik me af of iedereen hetzelfde verstaat onder de definitie ervan in het rapport: ‘Onderwijzen of lesgeven (is) een activiteit die een hefboom is om kinderen tot leren te brengen, zodat ze inhoudelijk gewapend zijn en hun talenten maximaal kunnen ontplooien.’
Ik kreeg in mijn schooltijd de kennis mee dat ‘of’ een nevenschikkend voegwoord is waardoor de woorden ‘onderwijs’ en ‘lesgeven’ gelijkwaardig worden. En volgens mij zijn ze dat niet. Lesgeven brengt kinderen en jongeren tot leren. Onderwijzen gaat een stap verder. Het gaat om verbinding en interactie waardoor kinderen en jongeren kunnen oefenen hoe ze met vrijheid om moeten gaan.
‘Mens-worden is meer dan kennis vergaren’, staat gelukkig ook in het rapport. Daarvoor zijn leraren nodig die kinderen kunnen aanzetten om op basis van kennis keuzes te maken, die hen leren dat ze fouten mogen maken en die hen zelfvertrouwen geven. Sterke leraren dus. Die leraren opleiden binnen de korte tijd die we krijgen, is best pittig. We leiden hen graag tot aan de start en dit zo veel mogelijk in samenwerking met scholen.
Instapproef overbodig
Ik hoop dat ook de menswording
voldoende aandacht krijgt en dat de minister en iedereen die in het onderwijs betrokken is, de adviezen niet alleen lezen als een kennisrapport.
Over de bindende instapproef kan ik nog kort zijn. Het lijkt me logisch dat de invoering van de gestandaardiseerde Vlaamse toetsen elke instapproef overbodig maakt.
Tot slot valt het me op dat het rapport de roep naar meer geld en middelen niet bekrachtigt. Het geeft wel veel adviezen over efficiënter gebruik. Mijns inziens terecht. Als elke onderwijspartner voor zijn eigen deur veegt, krijgen we de straat samen proper.
Katelijne Van de Pas ■
Verschenen in De Standaard, 29 oktober 2021, PDF