De eerste coronagolf was een snelcursus voor de digitalisering in het onderwijs. Biedt de tweede besmettingsgolf kansen om daarin te investeren? “Geld stoppen in technologie volstaat niet. Je moet ook de leerkrachten bijscholen”, zegt pedagoog Pedro De Bruyckere.
Deze week besliste minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) dat voor de scholen vanaf de herfstvakantie code oranje geldt. Dat betekent een rist extra voorzorgsmaatregelen tegen de verspreiding van covid-19. Het blijft de bedoeling leerlingen zo veel mogelijk op de schoolbanken houden. Nochtans was er aanvankelijk sprake van in de tweede en de derde graad weer over te schakelen naar afstandsonderwijs.
De eerste coronagolf nam in veel scholen de koudwatervrees voor digitale hulpmiddelen weg. Tegelijk bleek uit onderzoek van de Leuvense onderwijsexperts Kristof De Witte en Joana Elisa Maldonado dat leerlingen uit het zesde studiejaar een forse leerachterstand hadden opgelopen.
Moet Vlaanderen de tweede golf dan niet aangrijpen om voluit in te zetten op een inhaalbeweging? Het kabinet van minister Weyts laat weten dat de minister het ICT-budget dit jaar al heeft verdubbeld en werkt aan een plan voor een grote sprong voorwaarts. Daarbij wordt digitalisering gezien als een aanvulling op het klassieke contactonderwijs, niet als een vervanging.
“Het digitale gedeelte van ons onderwijs loopt achterop”, vindt de onderwijsspecialist Wouter Duyck (UGent). “In maart hadden sommige scholen niet eens wifi. Een inhaalbeweging in infrastructuur is zeker nodig, maar we mogen de tweede golf niet gebruiken om te experimenteren. Het is beter de digitalisering te plaatsen in een doordacht pedagogisch plan. Dat is een werk van lange adem.”
Drempels verdwenen
“Het is positief dat de drempels voor digitale onderwijsvormen bij veel docenten zijn verdwenen”, zegt pedagoog Pedro De Bruyckere (Artevelde Hogeschool en Universiteit Leiden). “Maar de afgelopen maanden werd technologie niet bepaald optimaal ingezet. Technologie heeft pas een meerwaarde als er voldoende professionalisering en didactische inbedding is. Daar had niemand tijd voor.”
Een autoriteit in afstandsleren is Paul Kirschner, gastprofessor bij de Thomas More Hogeschool en emeritus hoogleraar onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij haalt aan dat er weinig empirische gegevens zijn over de impact van het afstandsonderwijs tijdens de eerste coronagolf. Uit een studie van de Vrije Universiteit Amsterdam van afgelopen zomer blijkt wel dat studenten minder studieplezier, maar betere resultaten behaalden. “Maar dat zijn universiteitsstudenten”, zegt hij. “Dat is een andere populatie dan kinderen in basisscholen en secundair onderwijs.”
Hij benadrukt het werk dat de leerkrachten tijdens de eerste lockdown hebben verricht. “Ze zijn van de ene op de andere dag in een noodsituatie gegooid”, zegt hij. “Ze waren niet opgeleid in de didactiek van afstandsonderwijs en ze moesten zich behelpen met vergadertoepassingen. Ze hebben zich gered, met de middelen die ze hadden.”
Digitale troeven
Greet Vanderbiesen ondersteunt scholen in de netwerkorganisatie Katholiek Onderwijs Vlaanderen als coördinator ICT in het secundair onderwijs. Zij ziet een aantal voorwaarden die vervuld moeten zijn om de troeven van het digitale onderwijs uit te spelen. “Zowel leerlingen als leerkrachten moeten over de juiste apparatuur beschikken. Iedereen moet een computer en voldoende connectiviteit hebben om online te gaan. Leerkrachten moeten ook over de nodige vaardigheden beschikken om onlinelessen te maken. Die voorwaarden zijn nog niet allemaal vervuld.”
Een van de grote troeven van digitale technologie in het onderwijs zijn de differentiatiemogelijkheden. Dat zegt Piet Desmet (vicerector KU Leuven) die de imec- onderzoeksgroep Itec leidt, gespecialiseerd in educatieve technologie. “Het potentieel ligt in het adaptieve leren. Een leerkracht kan in een klas van 25 leerlingen niet voor iedereen een geïndividualiseerd leertraject aanbieden. Digitaal kan dat wel.”
Kristof De Witte (KU Leuven) benadrukt de mogelijkheden van blended learning en de flipped classroom . Het eerste maakt een mix van de zaken die je offline wil aanbieden en leerstof die online te vinden is. Het tweede gaat een stap verder: studenten bekijken thuis de theorie en komen naar de les voor uitdieping en oefeningen. “Mijn lessen aan de universiteit zijn zo opgebouwd”, vertelt De Witte. “Studenten komen voorbereid naar de les. Die lessen zijn een moment van intense feedback en kennisoverdracht. Het is anders dan gewoon doceren. Je combineert afstandsonderwijs met contactonderwijs. Maar dat vraagt veel voorbereiding.”
Dat model van de ene op de andere dag in het middelbaar onderwijs invoeren lukt niet. Het is noodzakelijk te bepalen welke doelen je beter online en welke je beter off- line kunt halen. “Een video waarin iemand iets gewoon uitlegt, verschilt nauwelijks van een doceerles”, zegt Pedro De Bruyckere. “Investeren in technologie volstaat niet. Je moet ook de leerkrachten bijscholen.”
Ongelijkheid
In opdracht van de Vlaamse overheid werkt Itec met imec en de KU Leuven aan iLearn. Het platform moet het onderwijs en de aanbieders van digitale oplossingen samenbrengen om adaptief en gepersonaliseerd leren in het basis- en secundair onderwijs in Vlaanderen mogelijk te maken. De toepassing draait in zo’n tien scholen op proef. De bedoeling is ze tegen september 2021 in heel Vlaanderen aan te bieden.
“Het digitale is een middel, geen doel”, zegt Desmet. “Een technologiegedreven aanpak leidt tot de verkeerde keuzes. Ik denk dat we in de eerste coronagolf hebben geleerd dat helemaal digitaal gaan te vermijden is. Een gezonde dosis contactonderwijs blijft de prioriteit. Zeker omdat sociale ongelijkheid een duidelijke impact had op de leerachterstand in de lockdown. De democratisering van het onderwijs in Vlaanderen is redelijk goed gelukt. Die moeten we behouden, ook met een verdere digitalisering van het onderwijs.”
Roeland Byl. Verschenen in Trends, 22 oktober 2020, PDF