Het gevecht om de eindtermen. Als examens naderen, is het een van de meest gestelde vragen van leerlingen aan leerkrachten: moeten we dat kennen? Maar het is ook een relevante politieke vraag. Wat verwachten we dat kinderen op school leren? Waar ligt de lat? En wat betekent dat voor wie erover springt?
D e discussie over de eindtermen was deze week op twee manieren voelbaar. Directeurs in het technisch onderwijs trokken aan de alarmbel omdat ze vrezen dat straks geen tijd overblijft om op een goede manier technische vakken te leren aan 14- en 15-jarigen. Het leidde woensdag tot vijf vragen in het Vlaams Parlement.
Tegelijk woedt de discussie of een diploma middelbaar onderwijs automatisch toegang moet geven tot het hoger onderwijs. Sommigen vinden dat niet genoeg en denken aan een bijkomende,
zij het vrijblijvende, proef. Ook daarover start het parlement de komende weken
het debat, met hoorzittingen.
Voor Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) gaat het om een cruciaal debat, omdat de PISA-onderzoeken van
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
al jaren aantonen dat de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs daalt. ‘Ze zijn een wake-upcall’, zegt hij. ‘We kunnen het niet langer negeren: de kwaliteit van ons onderwijs is een probleem.’
Dus: wat willen we dat onze kinderen leren? In een land waar de vrijheid van onderwijs in de grondwet staat gebeiteld, komt het grotendeels aan de scholen en
de scholenkoepels toe die vraag te beantwoorden. Maar in de loop der jaren
is ook de overheid zich ermee gaan moeien, omdat het onderwijs in Vlaanderen nu eenmaal draait op 13 miljard euro belastinggeld per jaar. Daarom kregen scholen eindtermen opgelegd. De meeste zijn twintig jaar oud, en daarom zijn nieuwe in de maak.
Dat er deze week zoveel debat was over die eindtermen is tekenend, zegt Wouter Duyck, psycholoog aan de Universiteit Gent. ‘Twintig jaar geleden was er niet zoveel aandacht voor de eindtermen, omdat ze voor scholen een minimumnorm zijn. Het maakte niet veel uit, omdat de scholen ver boven dat minimum mikten. Het gewicht dat nu aan eindtermen wordt gehecht, toont pijnlijk dat die minimumdoelstellingen almaar vaker onze uiteindelijke doelstellingen worden.’
Almaar vaker wordt zelfs dat minimumniveau bovendien niet meer gehaald. Duyck: ‘Kijk naar de eindtermen voor wiskunde in het zesde leerjaar. De helft van de leerlingen haalt ze niet. Hetzelfde gaat op voor Frans. Er wordt veel te zwak op gereageerd.’
Volgens Duyck springt Vlaanderen te slordig om met de kwaliteitscontrole in de scholen. ‘Een derde van de Vlaamse begroting gaat naar onderwijs. Of dat geld ook goed is besteed, wordt gecontroleerd door een honderdtal onderwijsinspecteurs. Maar zij testen vooral processen: hoe ziet het leerplan eruit, hoe geven de leerkrachten les? Ze meten niet systematisch of scholen de eindtermen halen. Ze meten niet systematisch de output. We hebben maar zicht op de situatie omdat de KU Leuven af en toe peilt naar het kennisniveau voor enkele vakken, waaronder wiskunde en Frans.’
Waar de eindtermen liggen, hoe ze worden bereikt en hoe ze worden gecontroleerd, gaat met andere woorden naar de kern van een cruciaal debat in Vlaanderen: hoe bewaken we de kwaliteit van het onderwijs? Die vraag strekt zich uit over de hele schoolcarrière van een kind: van de kleuter- en lagere school over het middelbaar onderwijs tot de toegangspoorten van de hogescholen en de universiteiten.
Verschenen in De Tijd, 15 februari 2020
https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/economie/moeten-we-dat-kennen/10208526.html