Slaagkansen na steinerschool zijn lager dan gemiddeld, maar dat is niet per se gevolg van de gebruikte methodes
Wie van een steinerschool komt, heeft nadien lagere slaagkansen in het hoger onderwijs. Dat blijkt uit cijfers van onderwijsminister Ben Weyts, die al langer hamert op de tekortkomingen. Is er sprake van een mogelijk ‘steinereffect’? ‘Er kan ook sprake zijn van zelfselectie.’
BRUNO STRUYS EN FLORIAN SAERENS
Het is op het eerste gezicht een klas zoals alle anderen, maar nu gaan de banken even aan de kant. Tien laatstejaars van steinerschool De Es in Berchem maken tijd voor een groepsgesprek. Ze hebben dromen, twijfels en verlangens zoals elke jongere die binnen enkele maanden de vertrouwde schoolomgeving – en wie weet het ouderlijke nest – mag verlaten. Toch is de helft van hen nu al vastberaden om te gaan voor een academische opleiding.
Parel Lamsens voelt zich perfect voorbereid: “We leren nu al op een heel academische manier. We krijgen punten op onze lesnotities, om te leren werken zoals in het hoger onderwijs. We hebben dus geen invulboeken en voor bepaalde vakken zelfs geen cursus.”
Minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) schetste in het Vlaams Parlement een ander plaatje, in een antwoord op een parlementaire vraag van Vlaams Belang-parlementslid Roosmarijn Beckers.
Weyts toont cijfers van leerlingen met een aso-diploma die rechtstreeks doorstroomden naar het hoger onderwijs tussen 2012 en 2017. Daaruit blijkt dat steinerleerlingen opvallend vaker kiezen voor een professionele dan een academische bachelor, maar het laat ook toe om te kijken naar het aantal studiepunten dat zo’n student in zijn eerste bachelorjaar verwerft. Dat zogenaamde studierendement is voor de academische bachelor 60,8 procent bij iemand van een steinerschool, terwijl dit over heel Vlaanderen op 68,8 procent ligt. Bij de professionele bachelor ligt het studierendement voor steineralumni op 71,44 procent, terwijl dit Vlaams 81,1 procent is. Een student van een steinerschool doet dus langer over zowel de academische als de professionele bachelor.
Weyts wil de kwaliteit van ons onderwijs omhoog en daarom niet langer toelaten dat steinerscholen hun eigen eindtermen gebruiken voor de eerste graad van het secundair onderwijs. Sinds de invoering van de eindtermen in 1995 ijveren de steinerscholen in Vlaanderen voor het recht op afwijking van de eindtermen.
“Scholen zijn autonoom in de wijze waarop ze eindtermen bereiken, maar als we meer kwaliteit in ons onderwijs willen, moeten ze die doelen wel halen”, klinkt het op het kabinet-Weyts. Vorige week was er een eerste overleg met de steinerscholen. Er is nu afgesproken dat ze een herkansing krijgen om een nieuw en aangepast dossier in te dienen.
Volgens cognitief psycholoog Wouter Duyck (UGent) tonen de cijfers van Weyts ‘de kwetsbaarheid van bijna complete onderwijsvrijheid zonder datagebaseerde monitoring van de output’. Duyck: “Iedereen kan vrij experimenteren met kinderbreinen, en onderwijs dient ideologie in de plaats van het leren.”
De voorbije zes schooljaren is het aantal inschrijvingen bij steinerscholen met zowat 24 procent gestegen. Ook in het verleden waren er zowel in Vlaanderen als Nederland nochtans studies die stelden dat leerlingen van steinerscholen minder goed presteren op wis- kunde en lezen. Toch is er onder experten geen eensgezindheid of de mindere prestaties ook echt een effect zijn van de methodiek.
“Het is ontzettend moeilijk om onderwijsvormen met elkaar te vergelijken”, zegt pedagoog Pedro De Bruyckere (Arteveldehogeschool/Universiteit Leiden). “Er kan sprake zijn van zelfselectie, bijvoorbeeld als ouders zien dat hun kind het moeilijker heeft in een gewone school en daarom kiezen voor een methodeschool. Dus er is wel correlatie, maar niet per se causaliteit.”
De Vlaamse Federatie Steinerscholen (VFS) vindt de cijfers van Weyts nu al achterhaald, omdat er sinds twee jaar een hervorming van de internationale steinerpedagogie bezig is. “In Vlaanderen hebben we die oefening ook toegespitst op de modernisering van het middelbaar onderwijs”, zegt Paul Buyck, woordvoerder van VFS. “De nieuwe gelijkwaardige eindtermen die de steinerscholen hebben ingediend, komen tegemoet aan die herprofilering, maar ook aan de fundamenten van ons pedagogisch project zoals het belang van creatief, innovatief denken en de brede persoonlijkheidsvorming die wij hoog in het vaandel hebben.”
Onderwijs draait volgens hem niet alleen om cognitieve ontwikkeling. “Het cognitieve is belangrijk maar het creatieve en het sociaal-emotionele ook. In die zin is het nu niet gepast om met cijfers van het verleden een reorganisatie voor de toekomst te analyseren.”
De leerlingen van De Es vinden dat hun school hen meer dan andere scholen aanzet tot zelfstandig en kritisch denken. Hun steinerschool geeft hen een brede kijk op de wereld, laat hen van alle disciplines proeven en zorgt voor zelfontwikkeling. “Mijn eerste middelbaar volgde ik in klassiek onderwijs, maar daar vielen de kunstvakken al snel weg”, zegt Pieter Smet. “Ik vind dat dit juist zorgt voor die persoonlijke ontwikkeling.”
Smet wil de academische bachelor bio-ingenieur volgen, maar eerst een voorbereidend, zevende jaar wiskunde-wetenschappen studeren. De leerlingen zijn het er namelijk over eens dat er voor wetenschappelijke richtingen een kleine achterstand is, net door die brede aanpak. Al heeft die, zoals gezegd, ook zijn voordelen. “Wij zijn geen hokjesdenkers”, zegt Parel Lamsens.
Verschenen in De Morgen, 12 februari 2020, PDF