én verklaring voor het steeds slechter presteren van de Vlaamse leerlingen is er niet, maar experts zien wel waar winst te boeken valt.
Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) heeft Dirk Van Damme, onderwijsexpert bij de OESO, de opdracht gegeven een internationaal team samen te stellen dat ons onderwijs onder de loep moet nemen. De suggesties voor verbeteringen moeten over een jaar op tafel liggen. Toch zijn voor experts enkele verbeterpunten al duidelijk.
Het onderwijs moet opnieuw ambitieuzer worden. Volgens experts als Van Damme doen scholen niet langer hun best om uit te blinken door de te zwakke eindtermen. Eindtermen zijn door de overheid opgelegde minimumdoelen die leerlingen moeten halen.
Ook Wouter Duyck, professor psychologie aan de UGent, wil een shift in de onderwijscultuur. ‘We moeten cognitieve vaardigheden weer meer benadrukken (het toepassen van schoolse kennis zoals bij begrijpend lezen of probleemoplossend denken, red.). Sommigen pleiten ervoor de kloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen zo veel mogelijk te verkleinen. Dan moet je niet verbaasd zijn dat het aantal toppresteerders voor wiskunde sinds het begin van de metingen is gehalveerd.’
Duyck ziet heil in een centraal examen, dat alle leerlingen afleggen. ‘Zo krijgen we een beeld van in welke scholen het probleem zich stelt en kunnen we de inspanningen efficiënter inzetten en gericht remediëren. Scholen en netten moeten hun verantwoordelijkheid opnemen.’
Daarnaast moet het lerarentekort aangepakt worden. Ides Nicaise, onderzoeker
sociale ongelijkheid aan de KU Leuven: ‘Sommige schooldirecteurs zoeken continu naar vervangingen. Vaak worden noodoplossingen ingezet, zoals kinderverzorgers voor de kleuterklas, studenten in de lerarenopleiding die aangeworven worden voordat ze afstuderen, of leerkrachten aardrijkskunde die wiskunde geven. Dat weegt onvermijdelijk op het niveau.’
Tegelijk geven gekwalificeerde leraren er volgens Duyck snel de brui aan, omdat te veel van hen wordt verwacht. ‘We beladen leraren met allerlei bijkomende taken. Leerkrachten willen gewoon lesgeven.’
Een bijkomende verklaring voor de dalende leerprestaties is de sterke toename van anderstalige leerlingen. ‘Aan het begin van de metingen ging het over 3 à 4 procent van de schoolpopulatie’, zegt Nicaise. ‘Nu heeft 13 procent van de leerlingen een andere thuistaal. De toename is bovendien het sterkst in kansarme scholen, waar gemiddeld 30 procent van de leerlingen anderstalig is.’
Een andere thuistaal betekent voor de individuele leerling een extra drempel, maar het probleem ligt vooral bij concentratiescholen. Een groot deel van de instructietijd gaat daar naar taal, in plaats van andere leerinhouden.
Weyts wil daarom ten volle inzetten op taalvaardigheid. ‘Met een extra taalbadjaar voor het lager onderwijs als het moet’, klinkt het bij de minister.
‘De factor taal is onmiskenbaar’, zegt Nicaise. ‘Maar de echte vraag is hoe je dat oplost. Hou het taalbad in aparte klassen zo kort mogelijk. Segregatie is nefast voor de taalverwerving. Je moet vooral inzetten op coaching in de klas.’
De focus op taal mag ook niet afleiden van het aanpakken van socio-economische problemen. ‘In de dalende trend hebben de kansarmste leerlingen beter standgehouden. Dat is wellicht te danken aan de extra ondersteuning en toelage die zij krijgen.’
NORA SLEIDERINK ■ Verschenen in De Tijd, 4 december 2019, PDF