06 april 2019 00:00
Met een algemene afstudeertest zou iedereen over dezelfde lat moeten. Maar dat druist in tegen het principe van vrijheid van onderwijs.
Boven de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoel wordt op een dag in november het vliegverkeer enkele uren stilgelegd. Mensen vertrekken later naar hun werk om de wegen vrij te houden. Ouders komen samen om te bidden. Het hele land leeft mee met de College Scholastic Ability Test, een algemeen examen voor scholieren dat hun levenspad bepaalt. Wie buitengewoon goed scoort, mag naar een van de topuniversiteiten. Het is een springplank naar succes die alleen is weggelegd voor zo’n 1 procent van de jonge bollebozen.
De test in Zuid-Korea, dat steevast hoog scoort in internationale onderwijsrankings, is een extreem voorbeeld van een fenomeen dat in de meeste landen bestaat: een centraal examen. Elke leerling, ongeacht de school, legt dezelfde test af. Het is de objectiefste beoordeling van de capaciteiten van een leerling en maakt een correcte vergelijking van scholen mogelijk, is het idee.
Nederland heeft zijn eindexamen, Duitsland zijn Abitur, Frankrijk zijn baccalauréat. Vlaanderen is in de westerse wereld een vreemde eend in de bijt. Nergens in Europa leggen leerlingen meer toetsen af dan in Vlaanderen, maar ze zijn verre van uniform. Een algemeen centraal examen bij het afstuderen bestaat niet.
Volgens voorstanders is het nochtans het middel bij uitstek om de onderwijskwaliteit op te krikken. ‘Een no-brainer’, zegt Wouter Duyck, hoogleraar cognitieve psychologie aan de Universiteit Gent en een pleitbezorger van meer marktwerking in het onderwijs. ‘Het is wetenschappelijk bewezen dat een centraal examen tot betere leerprestaties leidt bij sterkere en bij zwakkere leerlingen, en dat het tot meer sociale rechtvaardigheid leidt.’
Hoe duwt zo’n test het algemene onderwijsniveau dan omhoog, vooral omdat het een middel van controle is op de kwaliteit van scholen? Een centraal examen is in feite een instrument om een school te stimuleren zo goed mogelijk onderwijs te geven en de punten van leerlingen van elk niveau op te krikken. Stellen de scores teleur, dan gaan er tijdig knipperlichten branden bij de scholen die ondermaats presteren. Omdat het bij ons niet bestaat, is er eigenlijk geen mechanisme om de prestaties van scholen systematisch te evalueren.
Een centrale toets botst wel frontaal met een verankerd Vlaams basisprincipe: de vrijheid van onderwijs. Scholen kiezen zelf wat ze onderwijzen, stellen zelf examens op, corrigeren die zelf en delen zelf diploma’s uit. Al zijn er ook critici die zeggen dat die vrijheid ophoudt bij de machtige koepels, en dat vooral zij de inhoud van het onderwijs bepalen.
De discussie over een centraal examen woedt al lang. Deze week nog pleitte Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten voor de invoering. Maar in het verleden heeft Vlaanderen er bewust voor gekozen dat niet te doen en het vertrouwen bij de scholen te leggen. Leerlingen leggen na het lager onderwijs vandaag wel een standaardtoets per koepel af, maar die houden de resultaten voor zich.
Het belangrijkste argument tegen een centraal examen is dat kinderen buiten de school om zouden worden klaargestoomd om dat ene examen goed door te komen. ‘Teaching to the test’, zoals dat in het pedagogische jargon heet. Leerlingen worden vooral voorbereid om over die ene lat te springen, terwijl andere vaardigheden minder aandacht dreigen te krijgen.
Dat is het geval in Zuid-Korea, waar de test een ondraaglijke druk op jonge schouders legt. De brede vorming zou daarbij verengen, en dat is onwenselijk. ‘Maar het is geen probleem als de test ook goed is opgesteld’, zegt Duyck. ‘Dan is teaching to the test precies wat je zou willen.’