De Standaard Avond: Genieën zitten in kleine bureaus

Vlaanderen is veroordeeld om een kenniseconomie te zijn, als we onze welvaart willen behouden. Alle koolmijnen zijn dicht, de autofabrieken bijna allemaal verhuisd. Onze enige resterende grondstof zijn onze grijze cellen. We moeten die durven maximaal te ontginnen. Als we ons in slaap laten wiegen, worden we een Europees Bokrijk in een steeds sneller draaiende wereld, waarin andere continenten veel beter begrepen hebben dat het hard gaat. Maar hoe doen we dat het best?

De eerste voorwaarde om een kenniseconomie te zijn, is dat je moet durven te investeren. In onderwijs, dat doen we. Maar ook in innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Dat is soms lastig: de opbrengsten zijn onzeker, en ze liggen in een verre toekomst. Maar er is geen alternatief. Dat heeft Vlaanderen goed begrepen. We investeren nu 2,7 procent van het bbp in onderzoek en ontwikkeling, meer dan Europa. 69 procent van die inspanning gebeurt door bedrijven, 19 procent door universiteiten en hogescholen. De totale investering neemt toe, tegen de Europese dalende trend in. De Vlaamse ambitie om 3 procent te halen tegen 2020 is haalbaar.

Een tweede vraag is hoe en waar we die middelen het best inzetten. Het lijkt misschien evident om te mikken op onze grote en succesvolle onderzoeksgroepen. Maar dat is het verrassend genoeg niet. Amerikaanse onderzoekers publiceerden deze week in het vakblad Nature een indrukwekkende analyse van 42 miljoen wetenschappelijke artikels, 5 miljoen patenten, en 16 miljoen softwareprojecten. Wat bleek: enkelingen, en teams van twee tot drie mensen bleken de meest innovatieve ontwikkelingen voor hun rekening te nemen. Ontdekkingen die een duidelijke breuk met het verleden impliceerden, en de grootste impact hadden op de toekomst. Een impact die vaak meer dan een jaar op zich liet wachten. Genieën zitten in kleine bureaus. In alle wetenschapsgebieden. Ze creëren de innovatie. Hier worden de Nobelprijzen gemaakt.

Grote teams werken anders. Ze ontwikkelen en consolideren de wetenschap en innovatie. Ze zijn zeer zichtbaar, hebben impact en worden veel geciteerd, maar werken vaker verder op de ontwikkelingen van de enkelingen. Soms gaat het om dezelfde mensen, die in een grote groep plots minder disruptief zijn. Hoe komt dat? Grote teams genereren minder ideeën, zijn minder ontvankelijk voor externe input en prefereren zekere opbrengsten boven risico. 

Een kenniseconomie heeft beide nodig, maar dus zeker ook de diversiteit van de kleine initiatieven. Echte topinnovaties ontspruiten het vaakst in een klein hoekje. Toch hebben universiteiten en bedrijven de neiging succesvolle groepen steeds meer geld toe te werpen. Fout. Onderzoeksfinanciering mag deels, maar nooit uitsluitend, gebeuren op basis van competitie waar alleen grote groepen goed gedijen. Een voldoende grote basisfinanciering voor kleintjes is noodzakelijk voor échte innovatie. Laat honderd onderzoeksbloemen bloeien. Het mooiste boeket groeit misschien uit een kleine scheut. Leve de lente!

Verschenen in DS Avond, 19 februari 2019

Het wetenschappelijke artikel waarvan sprake vindt u hier:

https://www.nature.com/articles/s41586-019-0941-9

Comments are closed.

Post Navigation