Het katholiek onderwijs opende de week met het voorstel om voortaan onderwijsassistenten in te zetten. Zij moeten het hoofd bieden aan de steeds toenemende administratie in het onderwijs. Administratie die het onderwijs zich vaak zelf oplegt. Het moet de andere kant uit. Investeringen in administratie leiden enkel tot de instandhouding ervan. Minder administratie en minder organisatie! Leraars moeten terug meer les kunnen geven.
Cijfers tonen aan dat onderwijs in ons complexe land een dure zaak is. Met autonomie voor de regio’s (gelukkig), en een verdere opsplitsing in vele structuren die verspreid zijn over verschillende onderwijsnetten, en -koepels. Deze organisatorische moloch bedient in het basis- en secundair onderwijs 1,17 miljoen leerlingen met 139.000 voltijdse personeelsleden. Dus: 1 personeelslid per 8,4 leerlingen, wat veel beter is dan in de rest van Europa. U schrikt allicht, want u heeft wellicht nog nooit een klas van 8 gezien. Ik ook niet. Wel meestal klassen van 20, en veel meer. Waar zitten al die hardwerkende mensen dan? Waar zijn de leraars?
Is het een geldkwestie? Nee. België, de som van aparteonderwijsregio’s, maar met een federale begroting, spendeert 5,3% van het BNP aan onderwijs, wat meer is dan de OESO met 4,5%. En het privaat aandeel in de schoolkosten is veel lager (4% vs. 12%). Een leerling basisonderwijs (9.014EUR) kost 18% meer dan elders, een leerling secundair 31% meer (11.538EUR). Leerlingen krijgen meer lesuren dan elders,maar leraars presteren er minder. Vlaamse leraars geven 21% minder uren effectief les dan in de OESO. Toch werken onze leraars hard. Zeker weten, maar niet waar ze het liefst en best werken: in de klas. Er is geld en personeel genoeg. Maar ze worden onvoldoende ingezet voor de kerntaak: lesgeven.
Dat creëert niet enkel een immense overheadkost, maar eist ook zijn tol op de werkvloer: het lerarentekort is immens en wordt dé uitdaging voor de nieuwe (of zelfde) minister van Onderwijs. De instroom moet groter én beter. Ook dit is geen geldkwestie. Vlaamse salarissen zijn zo’n kwart hoger dan in de rest van Europa, doorheen de hele carrière. Maar als de mensen er zijn moet je ze ook kunnen houden. Leraren kiezen een opleiding met een heel duidelijke en welomschreven uitkomst, in een specifieke sector. En vervolgens haken degenen die dat jaren volhouden én slagen, uiteindelijk tochaf: 44% van de leraren secundair onderwijs stopt er mee binnen de 5 jaar. In tegenstelling tot wat andere bedrijven danzouden doen, lijkt het onderwijs hier amper op te reageren.
De vertrekkers klagen niet over loon, wel over organisatie. Over onzekerheid omtrent lesopdrachten, notabene bij een lerarentekort! Over ‘alles wat erbij komt kijken’. Het onderwijs blijkt te vaak niet wat leraren verwachten, namelijk… lesgeven. Het naïeve M-decreet heeft dit nog versterkt. Plots moesten sommige leraren zonder bijzondere specialisaties al hun energie gaan richten op bijzondere kinderen. Zonder veel ondersteuning, terwijl dat niet is waar ze voor kozen. Een lerares vertelde dat ze elk half uur de les moest staken om een drukjas op te blazen, een niet aangetoonde behandeling voor een hyperactief kind. Een hernieuwde focus op lesgeven moet ons lerarenkorps ook opnieuw wat diverser maken. Nu zijn 82% van de leraren in het basisonderwijs vrouwen. In het secundair is dat 63%. De grotere nadruk op zorgtaken heeft zijn effect gehad.
Opmerkelijk was ook dat het katholiek onderwijs stelde dat deonderwijsassistenten toelieten om een onderwijsjob te kunnen bieden aan leerlingen uit het BSO, die het bijna nooit via de reguliere lerarenopleidingen halen. Zo lost men een personeelstekort op, maar dan wel enkel door mensen aan te trekken waarvan men op voorhand weet dat ze mindergeschikt zijn voor de kerntaak: onderwijs. Het is voorspelbaar wat dit zou doen met de efficiëntie van de reeds loggeorganisatie.
Tenslotte mag de les ook terug een… les zijn. Rik Torfs tweette: “Levensbeschouwing leert je denken, burgerschap wat je moet denken.”. Fout. Leerlingen leren écht denken in de les wiskunde. En Nederlands. Het is niet toevallig dat de human-iora, waarin je mens werd, deze klassieke cognitieve basisvaardigheden vooropstelde. Rekenen, lezen, en spreken. Ze lijken steeds minder belangrijk, ze krijgen steeds minder onderwijstijd. Al te vaak krijgt het onderwijs belangrijke, maar gevorderde uitdagingen toegeschoven: Burgerschap! Politiek inzicht! Milieubewustzijn! De voorgekauwde maaltijdlaat minder diepe sporen na dan de inzichten die leerlingen zelf verwerven. De kar wordt voor het paard gespannen. Men weet wat de leraar denkt over Marx, maar men kan het zelf niet meer lezen.
Onderzoek toont aan dat met name cognitieve ontwikkeling net een belangrijke voorloper is van een breed gamma van de maatschappelijke desiderata die men in vakken als burgerschap wil realiseren, gaande van fysieke (Whalley & Deary, 2001) en mentale gezondheid (Gale et al., 2008), over ondernemerschap (Hafer & Jones, 2015; Hartog et al., 2010) en politieke attitudes (Deary et al., 2008) tot moreel handelen (Pinker, 2011; Krebs, & Gillmore, 1982). Er horen dus grote vraagtekens bij de tendens waarbij dit soort toegepaste maatschappijvorming de ontwikkeling van klassieke cognitieve vaardigheden deels gaat vervangen op school, en zo de leerprestaties gaat hypothekeren.
Om Etienne Vermeersch te citeren: “Doe niet zoals ik doe. Denk zélf na”. Laat onze leraren lesgeven. Zodat onze leerlingen zélf kùnnen denken.
Verschenen in De Tijd, 26 januari 2019