In De Morgen schreef Bart Eeckhout deze week (DM 20/04) dat vijftienjarige Vlaamse scholieren ‘relatief weinig ambitieus’ zijn op school. Maar ook dat de leerresultaten toch goed zijn, voor de goede presteerders. En dat er belangrijkere dingen zijn. ‘Als ze maar gelukkig zijn‘, titelde het stuk. Het probleem van de lage schoolambitie wordt hiermee al te makkelijk aan de kant schoven. De situatie is veel ernstiger dan wordt voorgesteld. En dat is wel degelijk belangrijk, voor leren, welbevinden én welvaart.
Hoe groot is het probleem? ‘Relatief weinig ambitieus’, schrijft Eeckhout. Wat het nieuwe PISA-rapport in een internationale bevraging van prestatiemotivatie (zo heet ambitie in wetenschappelijk jargon) eigenlijk toont, is dit: naast Finland is er geen énkel van 72 landen waar de ambitie van leerlingen lager is dan in Vlaanderen. Geen enkel. Zo verwachten bijvoorbeeld in 80 procent van de andere landen meer leerlingen dan in Vlaanderen een universitair diploma te behalen. Toegegeven, er zijn grenzen. Extreme (en vooral externe) prestatiedruk kan problematisch zijn voor leerlingen, zoals wel eens in Aziatische landen het geval is. Maar helemaal aan de andere kant van de curve is geen plaats waar ons onderwijs moet vertoeven.
Sociale mobiliteit
Daar zijn verschillende redenen voor. Ambitie hangt namelijk samen met betere leerprestaties. Het kwart meest ambitieuze leerlingen heeft een vol jaar cognitieve ontwikkeling voorsprong op het kwart minst ambitieuze kinderen. De lage Vlaamse ambitie verklaart dan ook allicht deels waarom Vlaanderen (net als Finland trouwens) achteruit gaat, vooral aan de top. Sinds 2003 verloor Vlaanderen maar liefst 40 procent van de leerlingen die een topniveau wiskunde haalden. Vroeger een op de drie leerlingen, nu een op de vijf.
Er mag gevreesd worden dat een beleid waarin louter (maar terechte) aandacht is geweest voor kwetsbare leerlingen nu zijn zure vruchten afwerpt. Ambitie en prestatie zijn al te zeer vieze woorden geworden in Vlaanderen, nu ook binnen de schoolmuren.
Misschien verrassend is dat dit vooral ook een probleem is voor sociale mobiliteit. Veerkrachtige kinderen uit de meest kwetsbare milieu’s die het toch zeer goed doen op school, zijn veel ambitieuzer dan even kwetsbare kinderen die het niet goed doen. Sociale mobiliteit gebeurt (helaas) niet in de staart van de klas. In een harde, competitieve wereld is prestatiemotivatie nu eenmaal noodzakelijk om een moeilijke achtergrond te ontsnappen. Net voor deze kinderen mogen we dus niet al te lage verwachtingen stellen.
Slapend fossiel
Ambitie is ook goed voor welbevinden van onze kinderen. Ambitieuze leerlingen zijn namelijk ook gelukkigere leerlingen. Studenten die universiteit nastreven hebben 30 procent meer kans heel gelukkig te zijn. Het relatief hoge Vlaamse welbevinden bestaat dan ook ondanks de lage ambitie, niet dankzij.
Ambitieuze leerlingen zijn namelijk ook gelukkigere leerlingen.
Zelfs heel hoge studietijd levert niet minder gelukkige leerlingen op. Het wordt dan ook dringend tijd om in de hoofden komaf te maken met de valse tegenstelling tussen het welbevinden van leerlingen, en prestaties of verwachtingen.
Ten slotte is ambitie ook belangrijk voor de samenleving. Onderzoek toont aan dat enkel onderwijs waar leerlingen zich cognitief goed ontwikkelen leidt tot economische welvaart. Als we de welvaart van 2060 willen creëren met een kenniseconomie, mogen, en moéten, we ook ambitieus durven zijn op school. China aan de Leie moeten we niet worden. Maar een slapende Europese fossiel evenmin. Laat ons daarom leerlingen wakker schudden en uitdagen. Alle leerlingen.
(verschenen in De Morgen, 22 april 2017, pdf)