Help onze bollebozen!
Dinsdag werden de resultaten voorgesteld van PISA 2015, een uitstekend onderzoek waarin een half miljoen leerlingen wereldwijd getest worden op hun kennis van wetenschappen, wiskunde en leesvaardigheid. De resultaten gelden als een kwaliteitsindicator van de schoolsystemen in verschillende landen. Vlaanderen nam deel met ruim vijfduizend leerlingen. Talloze media betreurden de achteruitgang van de meest kwetsbare leerlingen. Terecht. Maar het grootste probleem kreeg amper aandacht: de zwaarste klappen vallen aan de top van de klas. Deze tendens bedreigt onze welvaart.
De meeste experts benadrukten dat minder kinderen een minimaal niveau halen op school. Voor wiskunde bijvoorbeeld neemt dat percentage tussen 2012 en 2015 toe van 15,4% tot 16,9%. Dit is een probleem met diverse oorzaken, zoals bijvoorbeeld een groeiend aantal kinderen met een andere thuistaal dan de schooltaal. Het probleem wordt aangepakt, bijvoorbeeld met het decreet Gelijke Onderwijskansen, dat meer leraren voorziet voor sociaal kwetsbare kinderen, dan voor andere leerlingen.
De negatieve evolutie aan de top is echter veel sterker, en zelfs dramatisch: in 2003 haalden maar liefst 34,3% van de Vlaamse leerlingen nog een topniveau wiskunde. In 2012 zakte dat tot 25,3%, en in 2015 nu verder tot 20,7%. Vlaanderen verliest dus maar liefst veertig procent van zijn topleerlingen, op amper 12 jaar tijd! En terwijl alle emmers gebruikt worden voor het water in de kelder, rest niets om het brandende dak te blussen. Deze tendens houdt aan, en terwijl het beleid terecht maatregelen neemt voor de meest kwetsbare kinderen, is het moeilijk één enkele beleidsmaatregel te vinden die specifiek op de steeds kleinere groep goed presterende leerlingen is gericht. Toegegeven, het gemiddeld prestatieniveau blijft goed, toch zijn er pertinente redenen om ons over deze achteruitgang aan de top grote zorgen te maken.
Ten eerste draagt een ambitieus en sociaal rechtvaardig onderwijs niet enkel een verantwoordelijkheid ten opzichte van de meest kwetsbare, maar voor àlle leerlingen. Elk kind heeft recht op een optimale (cognitieve) ontwikkeling. Het PISA-onderzoek wijst ook uit dat leren dat aangepast is aan het niveau van het kind een van de sterkste drijfveren is van leerprestaties. Dat mag niet enkel gelden voor wie het moeilijk heeft. Differentiatie met niveaugroepen waar goede leerlingen extra uitgedaagd worden, zijn bij ons te zeldzaam.
Ten tweede is deze achteruitgang aan de top nefast voor onze welvaart. Macro-onderzoek toont aan dat de cognitieve ontwikkeling van goede leerlingen sterk samenhangt met het bnp van de latere economie, en dus met toekomstige welvaart. Het zijn deze leerlingen die later zorgen voor innovatie, patenten, ondernemerschap en werkgelegenheid. Laten we hen niet stiefmoederlijk behandelen in het onderwijs. Ook wie bekommerd is om de kwetsbaren in de maatschappij moet beseffen dat dit de welvaart is die nodig is voor het volhouden van een sterke sociale zekerheid. Grijze cellen zijn allicht de enige grondstof die we verder kùnnen ontwikkelen. In Vlaanderen zal geen gasbel of kopermijn ontdekt worden, en ook de auto’s van de toekomst zullen in een ander continent geassembleerd worden. Maar de technologie voor die auto’s, dat moeten wij kunnen. Terwijl het nog kan, want ondertussen wordt ook de top van de PISA-rankings bevolkt door ambitieuze Aziatische landen zoals Singapore, Japan en China.
Een derde reden om ook voor deze bollebozen beleidsmaatregelen te nemen is, verrassend genoeg, het streven naar gelijke kansen. Nergens in Europa (behalve Finland) haalden meer kinderen een hoger diploma dan hun ouders dan in Vlaanderen. Dat is belangrijk omdat een goede opleiding noodzakelijk is voor een goeie job, een goed salaris, en dus voor het opklimmen op de sociale ladder. Daarom is het wel degelijk belangrijk het niveau van de meest kwetsbare leerlingen op te krikken. Schoolprestaties mogen zo weinig mogelijk afhangen van het huis waar je geboren werd. Maar, we moeten niet enkel bekommerd zijn om wie het niet goed doet op school. Ook sociaal kwetsbare leerlingen die het wél goed doen verdienen aandacht. In PISA 2012 haalde Vlaanderen het Europese record van 10% weerbare kinderen uit het kwart meest kwetsbare milieu’s die toch een internationaal topniveau wiskunde haalden. Dààr zit de grootste opportuniteit voor sociale vooruitgang. Het streven naar excellentie in onderwijs is geen vijand, maar net een voorwaarde voor een geslaagd gelijke kansenbeleid. Sociale mobiliteit gebeurt niet vaak in de staart van de klas. Men mag niet verwachten van kinderen die in een problematische thuissituatie opgroeien, dat ze die achtergrond kunnen ontsnappen met een minimale cognitieve ontwikkeling. Integendeel, men moet er voor zorgen dat er ook excellent onderwijs is voor elk sociaal kwetsbaar kind met talent dat excellent onderwijs aankan. Enkel met een grote motor is klimmen op de sociale ladder met een zware bagage mogelijk.
Tenslotte, er zal altijd vraag zijn naar excellent onderwijs, en als de overheid dat niet verstrekt zullen kapitaalkrachtige mensen het zelf creëren. Laat ons Vlaanderen behoeden voor een gepolariseerd onderwijslandschap met dure, private en goede scholen, naast minder goed gefinancieerd publiek onderwijs dat middelmaat ambieert. In zo’n samenleving zal het armere, maar getalenteerde kind weinig keuze hebben. We hebben in het Verenigde Koninkrijk en de Verenigde Staten gezien waar dat toe leidt.
Conclusie: het onderwijsdak staat in brand. We hebben nood aan meer onderwijskansen voor bollebozen. Ze zullen de taarten bakken die we later kunnen (her)verdelen.
(verschenen in De Morgen, 9 december 2016, pdf)